Welbevinden

Welbevinden en betrokkenheid vormen dé kwaliteitscriteria van de procesgerichte benadering van het EGO. Hieronder wordt ingezoomd op welbevinden.

Welbevinden is…

  • een bijzondere toestand van het gevoelsleven,
  • die zich laat herkennen aan signalen van voldoening, genieten, deugd beleven,
  • waarbij de persoon
    • ontspannen is en innerlijke rust toont,
    • voldoening ervaart en vitaliteit uitstraalt,
    • open is en zich voor de omgeving toegankelijk opstelt,
    • spontaneïteit aan de dag legt en zichzelf is,
  • omdat
    • de situatie tegemoet komt aan zijn basisbehoeften,
    • hij over een positief zelfbeeld beschikt,
    • in voeling is met zichzelf,
    • en in verbondenheid met anderen,
  • waardoor een gave emotionele ontwikkeling gewaarborgd wordt.

Personen die in een toestand van welbevinden verkeren, voelen zich ‘als een vis in het water’. De hoofdtoon van hun bestaan is genieten. Ze beleven plezier, hebben deugd aan elkaar en aan de dingen. Ze stralen vitaliteit uit en tegelijk ontspanning en innerlijke rust. Ze stellen zich open en ontvankelijk op voor wat op hen afkomt. Ze zijn spontaan en durven zichzelf te zijn.

Het welbevinden dat we zelf ervaren of bij anderen waarnemen, komt voort uit de bevrediging van één of meerdere van de basisbehoeften.

We onderscheiden daarin:

  • lichamelijke behoeften
  • behoefte aan affectie, warmte en tederheid
  • behoefte aan veiligheid, duidelijkheid en continuïteit
  • behoefte aan erkenning en bevestiging
  • behoefte om zichzelf als kundig te ervaren
  • behoefte aan zingeving en aan morele waarde.

Het in de gaten houden van het welbevinden van lerenden doen we niet zomaar. Welbevinden wijst erop dat kinderen of volwassenen het op emotioneel vlak goed maken. Als we welbevinden in vele situaties kunnen waarnemen is het een teken dat ze als persoon ‘goed in mekaar zitten’, een positief zelfbeeld hebben en in voeling zijn met zichzelf. Het geeft ook aan dat ze over de nodige competenties en attitudes beschikken om op een bevredigende manier met hun omgeving om te gaan. Daardoor lukt het hen hun basisbehoeften te bevredigen.

Blijkt welbevinden in onvoldoende mate aanwezig te zijn, dan is er reden voor ongerustheid. Het wijst er immers op dat lerenden er in de situatie waarin ze leven niet in slagen hun basisbehoeften te bevredigen. De niet-bevrediging van één of meerdere basisbehoeften betekent natuurlijk nog niet dat er een sociaal-emotioneel probleem is. Dat probleem kan er wel uit ontstaan. Wanneer men de psychische pijn die met frustratie gepaard gaat niet (meer) kan verdragen, is de kans groot dat men die pijnlijke beleving én de behoefte die ermee verbonden is in zich wegduwt. Zo ontstaat zelfvervreemding en wordt het zelfvertrouwen aangetast. Omdat kinderen kwetsbaar zijn en juist in die levensfase de basis van de persoonlijkheid wordt gelegd, kunnen we niet genoeg aandacht schenken aan signalen voor het ontbreken van welbevinden. Ze wijzen erop dat dit kind in zijn sociaal-emotionele ontwikkeling bedreigd is.

Iets doen aan het welbevinden staat niet gelijk met verwennen van kinderen, simpelweg alles geven wat ze vragen. In het bevredigen van de basisbehoeften heeft het kind immers een actieve rol te vervullen. We moeten dus alle nodige ondersteuning en structuur geven, opdat het kind op zulk een wijze met de omgeving (mensen en dingen) in interactie kan (leren) treden, dat het leven hem of haar weer toewenkt, dat er weer dat ‘o.k.-gevoel’ is.

Genieten

Wat het eerst opvalt bij welbevinden is het genieten, plezier hebben, deugd hebben aan elkaar en aan de dingen. De kinderen glunderen, babbelen spontaan of zingen, glimlachen of schateren.

Spontaan en zichzelf zijn

Welbevinden herken je ook bij een kind dat ruimte durft in te nemen, zichzelf durft te zijn, zich aan anderen durft te tonen, te laten zien en te laten horen. Het stelt vragen, kiest voor datgene wat het leuk vindt, zingt luidop terwijl het speelt, durft ‘nee’ te zeggen als het ergens niet mee eens is. Het kan ook betekenen dat het kind zich vrij genoeg voelt om ook wel eens ‘stout’ te durven zijn, zoals elk emotioneel evenwichtig kind dat leert omgaan met regels en grenzen

Openheid

Als een kind zich goed voelt, is het ontvankelijk, aanspreekbaar, spontaan, …Contacten met anderen verlopen vlot. Het kind is blij met de aandacht die het krijgt: een knuffel, een pluim, een woordje troost, wat aanmoediging of hulp.

Ontspanning en innerlijke rust

Een kind dat zich goed voelt geeft een ontspannen indruk. Het voelt zich in geen enkel opzicht bedreigd. Het gezicht is open, niet verkrampt. De spieren zijn niet gespannen.

Vitaliteit

Bij welbevinden valt het energieke op, de levenslust. Vaak kan je die van de mimiek aflezen: de blik is levendig, het gelaat expressief. De lichaamshouding zegt ook veel: niet ineengezakt of met hangende schouders, maar opgericht, ruimte innemend.

CEGO ontwikkelde de Leuvense Welbevindenschaal (LWS) om het welbevinden van mensen te meten.

Hoe kan je welbevinden (en betrokkenheid) van lerenden zo mogelijk naar een nog hoger niveau tillen? Hierop geven de aanpakfactoren een antwoord. Ze geven aan waar de leeromgeving krachtig is, welke elementen nog aandacht verdienen, waar nog kansen liggen om de leeromgeving boeiender te maken. Lees hierover meer: