Begeleiderstijl

Welbevinden en betrokkenheid vormen dé kwaliteitscriteria van de procesgerichte benadering van het EGO. Hoe je zelf als leerkracht of begeleider via jouw begeleiderstijl en tussenkomsten het welbevinden en de betrokkenheid van lerenden zo mogelijk nog kan verhogen, lees je hieronder.

Empathie of perspectief nemen staat centraal in het bepalen van de kwaliteit van de leerkracht-leerling of begeleidersinteracties. In welke mate neemt de begeleider de ervaringen van de lerende mee in zijn tussenkomsten? Meer bepaald betreft empathie het in acht nemen van de ervaring van de andere, het zich kunnen inleven in de andere. Deze manier van omgaan beantwoordt aan de principes van aanvaarding, echtheid en inleving (Carl Rogers). Deze drie principes zijn de kernelementen van de ervaringsgerichte basishouding.  Men kan zich inleven in:

  1. de gevoelens, en emotionele noden en behoeften van de andere (affectieve empathie)
  2. de gedachten, redeneringen en representaties van de andere (cognitieve empathie)
  3. de wensen, dromen, verlangens en interesses van de andere (conatieve empathie).

Naast de mate van empathie, kunnen we de verschillende soorten tussenkomsten van begeleiders en leerkrachten onderscheiden met behulp van drie dimensies. Het gaat als het ware om drie soorten functies die tussenkomsten kunnen vervullen en die de kern van de begeleidersstijl vormen:

1. Stimulerend tussenkomen

Tussenkomsten die de activiteit verrijken, waardoor deze intenser wordt, boeiender… Nodig je kinderen op een levendige manier uit om zich te uiten en over hun ervaringen te vertellen? (communicatie-stimulerend) Geef je bij activiteiten (open) impulsen, hints, waardoor kinderen voor een langere tijd gemotiveerd aan de slag zijn? (actie-stimulerend) Breng je informatie aan, geef je toelichting en stel je vragen op een manier die jongeren boeit en aan het denken zet? (denk-stimulerend)

2. Gevoeligheid voor beleving

Tussenkomsten die getuigen van aanvaarding en begrip voor de basisbehoeften en gevoelens van kinderen. Ervaren kinderen dat je ze au sérieux neemt en dat je hen als volwaardige personen respecteert? Heb je oog voor hun behoefte aan aandacht? Vinden kinderen warmte, genegenheid en zorg bij je? Bevestig je kinderen in hun zijn en in hun kunnen? Bied je duidelijkheid over wat kan en wat niet, over het lesverloop, over wat jij denkt? Ervaren kinderen bij jou begrip voor wat hen emotioneel bezighoudt en krijgen ze hulp om pijnlijke ervaringen te verwerken?

3. Autonomie

Tussenkomsten waarin op een positieve manier wordt ingespeeld op de initiatieven die kinderen nemen en hun inbreng wordt mogelijk gemaakt. Geef je ruimte aan kinderen om activiteiten te kiezen die hen aanspreken en respecteer je de keuzes die ze maken of de wensen die ze uitdrukken? Krijgen kinderen de ruimte om zelf te bedenken hoe ze bij een activiteit tewerk zullen gaan en om te experimenteren? Wordt hen de kans geboden om een ‘eigen’ product te maken en mogen ze zelf aangeven wat voor hen ‘af’ is? Betrek je kinderen actief bij het zoeken van oplossingen voor conflicten? Betrek je hen bij het bepalen van grenzen en afspraken en geef je aan waarom iets wel of niet kan?

Het begrip ‘stijl’ suggereert dat er patronen zijn in de manier waarop iemand met anderen omgaat. Dat blijkt ook zo. Sommige begeleiders zijn sterker in ‘gevoeligheid voor beleving’, terwijl anderen vooral uitblinken in ‘stimulerend tussenkomen’. Dit belet echter niet dat eenzelfde persoon verschillende stijlen kan hanteren naargelang de situatie waarin hij zich bevindt en/of van de personen waarmee hij omgaat. De gehanteerde stijl kan bovendien ook afhankelijk zijn van de eigen gemoedstoestand. In die zin is ‘stijl’ niet zo’n ‘fixed’ begrip als het concept misschien insinueert.

Begeleiderstijl kan je meten via de Adult Style Observation Schedule (ASOS), ontwikkeld door CEGO.