Competenties & disposities

Welke output hebben we met welbevinden en betrokkenheid op het oog? Volgende competenties en disposities streven we met het EGO na:

Emotionele basis

De emotionele basis geeft aan hoe iemand op emotioneel vlak in mekaar zit. We kunnen van een gave emotionele ontwikkeling spreken als iemand goed in zijn vel zit, een positief zelfbeeld heeft en over een voldoende groot zelfvertrouwen beschikt. Een dergelijk persoon bezit voldoende veerkracht om niet bij de pakken neer te zitten, maar gaat op zoek naar oplossingen om om te gaan met tegenslagen in het leven. Een gezonde emotionele basis biedt de kracht om bij je ervaring te blijven, om ze te doorleven, ondanks de soms pijnlijke inhoud. Kinderen zitten immers wel al eens ‘in de knoop’, groot worden gaat soms gepaard met moeilijk te verteren ervaringen. Wanneer dergelijke ervaringen niet goed verwerkt worden, blijven ze een storende invloed op het gedrag uitoefenen en kunnen sociaal-emotionele moeilijkheden ontstaan. Die kunnen beperkt en van voorbijgaande aard zijn, maar kunnen ook blijvende inadequate gedrags- en gevoelspatronen doen ontstaan zoals paniekreacties bij moeilijke situaties, overdreven perfectionisme en een ongepast schuldgevoel. Aandacht hebben voor en versterken van de emotionele basis moet daarom een prioriteit zijn in het onderwijs.

Exploratiedrang

Exploratiedrang is de dispositie om zich door omgevingsstimuli zo aangesproken te voelen (arousal), dat daar een keten van handelingen op volgt (benaderen, bekijken, manipuleren, extra informatie zoeken …) die met grote betrokkenheid gepaard gaat en in een scherpere voorstelling van de betreffende realiteit uitmondt.

Exploratiedrang omvat een grote mate van aanspreekbaarheid voor alles wat zich in de realiteit aandient, een open ingesteldheid, nieuwsgierigheid, alertheid en een onweerstaanbare drang om nieuwe dingen te beleven en te ervaren. Daarnaast moet men ook makkelijk in een toestand van prikkeling (arousal) te brengen zijn waarbij het hele bewustzijn op scherp staat, klaar om de realiteit op te slorpen en te (be)grijpen.

Waar exploratiedrang uiteindelijk toe leidt, is een verandering in de basisinzichten en basisvaardigheden. Exploratiedrang garandeert immers dat iemand vanuit zijn ‘behoeftepatroon’ steeds weer op zoek gaat naar ervaringen die zich aan de grens bevinden van datgene wat hij al beheerst en begrijpt. Hoe sterker en hoe breder deze exploratieve ingesteldheid, hoe groter de kans dat er levenslang geleerd wordt. Het bevorderen van deze exploratiedrang is bijgevolg veel belangrijker dan de ‘steriele overdracht van kennisbagage’.

Verbondenheid

Een basisattitude van verbondenheid met zichzelf, mensen rondom zich, de materiële wereld, de samenleving, de natuur en het levensgeheel is de kern van waardenopvoeding. Het groeit doorheen ervaringen van de onvergelijkbare satisfactie bij het zorgen voor, koesteren, kansen geven, zien groeien en gedijen van mensen én dingen. Kortom, bij het liefhebben.

Met de term ‘verbondenheid’ wordt verwezen naar het belang van relationaliteit in de ontwikkeling van een kind. Een mens bestaat immers maar in relatie tot de ander. “To be is to be related” (Wielemans in Dossche, 2003, p. I). Het is dan ook van groot belang dat kinderen in die relaties positieve ervaringen opdoen; ervaringen die zich kunnen nestelen in het kind, zodat de beleving van het in-relatie-zijn bewust deel kan uitmaken van zijn wezen als persoon. Deze ontwikkeling van een grondhouding van respectvol omgaan met de omgeving is cruciaal voor een gave emotionele ontwikkeling.

Verbondenheid veronderstelt enerzijds een open, explorerende ingesteldheid, een interesse die moet uitmonden in een cognitieve betrokkenheid (intense mentale activiteit). Daarnaast is er ook een affectieve component. In de ervaring van verbondenheid zit een positief gevoel. De basisattitude van verbondenheid is met andere woorden de dispositie om de ander en het andere te laten zijn en bij de aanblik ervan een positief gevoel te hebben, verwondering en bewondering te voelen, mildheid en meeleven, genieten van wat mooi is, waar en goed. Het is de dispositie om lief te hebben.

Ervaringen van verbondenheid nestelen zich in onze ervaringsstroom en sturen onze waardebeleving. Het zorgt ervoor dat we gevoelig worden voor situaties waarin het vanuit ethische beginselen niet goed gaat. Omdat we ons met de ander en het andere verbonden voelen, kunnen we niet (meer) onverschillig zijn en de andere kant opkijken. Verbondenheid leidt met andere woorden tot een houding van respect. Niet omdat het zo hoort of moet, maar wel omdat we er zelf en blijvend voor kiezen.

Verbondenheid laat zich omschrijven in vijf inter-acties:

De band met zichzelf: de mate waarin iemand voeling heeft met zijn persoonlijke eigenheid, met de eigen persoonlijkheidskenmerken, wensen en gevoelens.

De band met de ander(en): de sociale relaties die mensen aangaan met anderen rondom hen. De ander wordt steeds op een respectvolle wijze tegemoet getreden en erkend in zijn eigenheid, in zijn anders-zijn.

De band met de materiële wereld: de spontane zorg die men toont ten aanzien van bepaalde voorwerpen en materialen, d.w.z. in welke mate men er intrinsiek waarde aan hecht en er als het ware ‘automatisch’ op een respectvolle manier mee omspringt.

De band met de samenleving: dit veronderstelt een grondlaag van solidariteit met de mensheid als geheel. Dit maakt het onmogelijk om een vijandige relatie te ontwikkelen met andere groepen, maar zorgt voor een onvoorwaardelijke respectvolle houding ten opzichte van de verschillende subgroepen in de maatschappij.

De band met de natuur en het levensgeheel: het bewustzijn deel uit te maken van een groter geheel, het bewustzijn dat er meer is dan het hier en nu, dan wat wij als werkelijk ervaren.

Grote motoriek

Competentie op het vlak van de grote motoriek verwijst naar de wijze waarop men zijn lichaam in allerlei bewegingssituaties kan inzetten en ‘besturen’. Men stelt zich hier de vraag of men de verschillende lichaamsdelen kan coördineren in functie van een bepaald doel, wat dan weer een goed lichaamsschema veronderstelt. Ook de coördinatie van de verschillende lichaamsdelen en het beheersen van het spierstelsel in functie van een bepaald doel of taak, zijn belangrijke aspecten behorende tot deze competentie.

Kleine motoriek

Competentie op het vlak van de kleine motoriek heeft te maken met de wijze waarop men behendigheid aan de dag kan leggen in het omgaan met allerlei klein gereedschap en materiaal die en nauwgezette coördinatie vereisen. Vingervlugheid, handvaardigheid en oog-handcoördinatie zijn hierbij belangrijke vaardigheden. Kleine motoriek heeft met andere woorden te maken met de behendigheid die iemand bezit om op een vlotte en nauwkeurige manier om te gaan met allerlei fijn materiaal.

Taalvaardigheid

In de actieve zin gaat taalvaardigheid over de beheersing van taal als een ‘instrument’ om iets wat je ervaart, voelt of denkt op een trefzekere en indringende manier tot uitdrukking te brengen (mondeling of schriftelijk), waardoor de oorspronkelijke ervaring of gedachte tijdens het onder woorden brengen scherper wordt voor zichzelf én tegelijk toegankelijk voor anderen. Woordenschat en grammatica zijn belangrijke aspecten van taalvaardigheid, maar ook de expressieve aspecten van het taalgebruik krijgen een belangrijke plaats. In passieve zin gaat taalvaardigheid over de competentie om vlot te verstaan wat anderen verwoorden.

Beeldende expressie

De niet-verbale, beeldende representatie is de competentie om iets wat je waarneemt, ervaart, voelt of denkt op een trefzekere manier vorm te geven, ten volle tot uitdrukking te brengen. Het gaat erom of een kind gevoelig is voor esthetische aspecten en of hij beeldende uitdrukkingsvormen (tekenen, schilderen, knutselwerkjes) kan gebruiken om eigen intuïties en gevoelens tot uitdrukking te brengen. Deze beeldende expressie is hierdoor tegelijk een middel om allerlei ervaringen en emoties te verwerken en voor zichzelf scherper te maken. Anderzijds heeft beeldende representatie ook een passieve component, met name de mate waarin ook de beeldende uitdrukkingen van anderen begrepen en geapprecieerd worden.

Muzikale expressie

Iemand die muzikaal zeer expressief is heeft een goed ontwikkeld gehoor voor muziek en kan complexe composities, melodielijnen, maten en ritmes, en samenhangen in klanken op een gedifferentieerde manier waarnemen en van die schakeringen genieten. Hij kan zich inleven in de stemmingen, belevingen en intuïties die via klanken tot uitdrukking worden gebracht. Bovendien kan hij zelf op actieve wijze muziek als expressiemiddel hanteren en met stem en/of instrumenten op een zinvolle wijze experimenteren en improviseren.

Sociale competentie

Zich in anderen kunnen verplaatsen, in hun gevoelens, in hun intenties en in hun waarnemingen en gedachten, dat is de kern van sociale competentie. Dit vormt de basis om gedragingen van mensen in een waaier van situaties te begrijpen, te voorspellen en zelf op een adequate manier met anderen om te gaan. Cruciaal is het vermogen tot rolneming. Rolneming heeft betrekking op het zich in mensen kunnen verplaatsen, op een zeker intuïtief aanvoelen van wat er in de andere omgaat. Voeling hebben met de eigen ervaringsstroom bevordert dit vermogen tot rolneming. Er zijn drie soorten van rolneming: (1) affectief (gevoelens van anderen), (2) conatief (intenties en motieven van anderen), en (3) cognitief (hoe anderen een bepaalde situatie waarnemen en welke gedachten deze situatie bij hen oproept).

Om succesvolle interacties met anderen op te bouwen, moet men daarnaast ook beschikken over een breed gedragsrepertorium. Men moet weten hoe men hulp vraagt, hoe men affectie uitdrukt, hoe men duidelijk maakt wat men wil en niet wil, … Anderzijds moet men ook beschikken over een zeker aanvoelen van wat in een bepaalde situatie de meest opportune en effectieve tussenkomst is, waarbij rolneming een belangrijke bijdrage levert. Een sociaal competent persoon beschikt m.a.w. over sociale cognitie en sociale vaardigheden. Of deze cognitie en vaardigheden ten goede of ten slechte gebruikt worden, wordt bij deze competentie nog in het midden gelaten. Een kind dat over de nodige inzichten en vaardigheden beschikt, zal deze nog niet per se gebruiken om op een positieve manier om te gaan met anderen. De verworven sociale vaardigheden kunnen immers ook gebruikt worden om de andere te manipuleren of te misleiden. Ook dit gegeven getuigt van een sterke sociale competentie.

Begrijpen van de maatschappelijke wereld

Deze competentie omvat een uitgesproken interesse voor samenlevingsthema’s (hier en elders, vroeger en nu) en heeft een ontwikkelde voorstelling van de principes en processen die aan de basis liggen van het functioneren van gemeenschappen: samenlevingsvormen, het instaan voor basiszorgen, scheppen van rechtszekerheid, voortbrengen en verhandelen van goederen, realiseren van vorming en ontwikkeling, het voeren van beleid, het ontwikkelen van cultuur en het scheppen en benutten van communicatiemiddelen.

Begrijpen van de fysische wereld

Begrijpen van de fysische wereld behelst het greep hebben op de fysische realiteit, gaande van materie tot levende wezens. Deze competentie blijkt uit het zich kunnen voorstellen hoe voorwerpen zich in allerlei situaties gedragen, al dan niet in combinatie met elkaar. Voorspellingen maken met betrekking tot de effecten die ingrepen hebben op objecten, organismen en levende wezens, is eveneens een kernaspect van deze competentie. Het gaat om een zeker intuïtief aanvoelen van allerlei wetmatigheden en verschijnselen die optreden binnen de fysische wereld, er ‘feeling’ voor hebben.

Wiskundig en logisch denken

Wiskundig en logisch denken verwijst naar ‘abstractievermogen’, of het overstijgen van het concrete. Dit houdt onder meer in of een kind zijn waarnemingen kan ordenen in categorieën, of het inzicht heeft in ruimtelijke relaties, tijd en hoeveelheden en of het spontaan redeneringen maakt door relaties te leggen tussen verschijnselen en wetmatigheden.

Zelfsturing & ondernemingszin

Zelfsturing

Zelfsturing is het vermogen om zichzelf te beredderen en de hoogst mogelijke levenskwaliteit te bereiken door de mogelijkheden waarover men beschikt en die in de omgeving voorhanden zijn goed te benutten. Het omvat (1) wilskracht, (2) richting kiezen, (3) een scenario bedenken en uitvoeren, en (4) afstand nemen.

Vier componenten:

  • Wilskracht: het vermogen om zich achter iets te zetten. Dit komt o.a. tot uiting in het vermogen zich te concentreren, in vastberadenheid en frustratietolerantie.
  • Richtingsgevoel: keuzes kunnen maken en zich doelen kunnen stellen. Weten dat je niet zomaar bent overgeleverd aan de stroom van gebeurtenissen, maar dat je zelf kan ‘voelen’ wat je wil.
  • Bedenken en uitvoeren van scenario’s om deze doelen te bereiken: je moet in staat zijn een startscenario te bedenken en dit omzetten in daden. Gaandeweg moet je beelden kunnen oproepen (en uitvoeren) van de te zetten stappen, waarbij je rekening houdt met wat zich concreet aandient.
  • Afstand nemen: je moet geregeld evalueren en bijsturen, nagaan of de beschikbare mogelijkheden nog steeds optimaal benut worden in het licht van het gestelde doel.

Ondernemingszin

Als we aan bovengenoemde een gezonde dosis creativiteit toevoegen spreken we over ondernemingszin. Het is het vermogen om in een bepaalde situatie kansen te zien en initiatieven te bedenken. Ondernemen maakt dat men grensverleggend is en nieuwe dingen schept. Ondernemingszin wordt best gezien als een mix van zelfsturing en creativiteit. Ondernemende personen zijn zij die zelfsturing weten te combineren met een dosis verbeeldingskracht en creativiteit, die barstensvol ideeën zitten, originele oplossingen vinden en met onverwachte voorstellen op de proppen komen,… Ondernemers zien vaak dat wat er nog niet is, ze zien het ‘gat in de markt’. Ondernemingszin beperkt zich echter niet tot het bedenken van ideeën. Deze vragen om gerealiseerd te worden. Ondernemingszin omvat vier componenten die ook bij zelfsturing aan de orde zijn: (1) wilskracht, (2) richting kiezen, (3) een scenario bedenken en uitvoeren, en (4) afstand nemen. Ondernemingszin gaat echter verder dan zelfsturing, aangezien je hierdoor proactief kan zijn. Een ondernemend iemand durft nieuwe wegen in te slaan, waarbij grenzen verlegd worden en nieuwe dingen toegevoegd worden aan zijn leven.

Creativiteit

Creativiteit omschrijven we als de dispositie om vele, unieke ideeën te genereren die passen in de context van een bepaald probleem of een bepaalde, al dan niet impliciete opgave.. Typisch aan een persoon met veel creativiteit is dat hij niet bij één gegeven kán blijven. De persoon legt allerlei associaties, maakt allerlei verbanden, zelfs tussen zeer uiteenlopende elementen. Hij kan dingen vanuit verschillende invalshoeken bekijken en flexibel met een gegeven omspringen. Opvallend is dat dit de persoon vaak gewoon ‘overkomt’: het gebeurt allemaal in een flits én op een intuïtieve manier. Verbeeldingskracht en inspiratie zijn daarom vaak ook kernaspecten bij creativiteit. Een gezonde dosis nieuwsgierigheid, verwondering en belangstelling stimuleren vaak de creativiteit. Creatief zijn betekent echter niet dat men vrijblijvend zijn gangetje gaat. Creativiteit heeft wel degelijk een welbepaalde functie. Een creatief persoon wil iets voortbrengen dat zijn plannen en opzet verwezenlijkt. Hij zal vaak blijven zoeken tot zijn doel bereikt is, bewust of onbewust. Voorts kunnen we vermoeden dat creativiteit eerder domeingebonden is. Een kind kan taalkundig heel creatief zijn, maar op het beeldende vlak over weinig creatieve inbreng beschikken. Zowel de intrinsiek aanwezige exploratiedrang als een zekere stimulatie vanuit het gezin oefenen een belangrijke invloed uit op het vermogen van kinderen om al dan niet vlot allerlei nieuwigheden te scheppen, en dus op hun creativiteit.

SaveSave