Werkvelden

Het EGO is actief in een brede waaier aan (educatieve) contexten, gaande van onderwijs (kleuter- tot hoger onderwijs) over kinderopvang en buitenschoolse contexten tot ouderenzorg.

Het initiatief (door Prof. C. De Keyser) om in 1973 een onderzoeks- en studiegebied rond het jonge kind aan de KU Leuven uit te bouwen staat niet los van de maatschappijkritische beweging van de jaren 60. Met emancipatie als doel kwam de analyse van de gangbare opvoedingspraktijken uit bij de conclusie dat de innovatie reeds in de prille kinderjaren moest worden ingezet. Het is in deze ruimte voor onderzoek dat het EGO kon kiemen en tot ontwikkeling komen. Vanaf 1985 groeit het bewustzijn dat de vernieuwing die in het kleuteronderwijs werd ingezet ook inzichten opleverde die onverkort voor het lager onderwijs gelden, en bij uitbreiding voor de gehele educatieve sector.

Het praktijkmodel uitgedrukt in het tempelschema wordt eerst opgepikt in het lager onderwijs. Leerkrachten in een voortgezette opleiding vonden er inspiratie in om hun eigen praktijk op een nieuw spoor te zetten, met als kernpunten, meer ruimte voor leerlingeninitiatief gekoppeld aan een rijker aanbod van activiteiten en een verschuiving naar meer empathie en authenticiteit in de omgang met leerlingen.

Wanneer het EGO zich verder ontvouwt (met het Aanpak-Proces-Effect model als keerpunt) is dat meteen op meerdere fronten: naast het basisonderwijs komt het secundair en hoger onderwijs aan de orde – met parallelle opdrachten in derde wereldlanden. In 2003 stapt het EGO in het domein van de kinderopvang, dat dankzij opeenvolgende grootschalige projecten uitgroeit tot één van de belangrijkste pijlers van het CEGO, ook internationaal. De digitalisering van de volgsystemen als kern toont hoe het EGO het waarmaakt: één doorlopende registratie van kwaliteit van 0 tot 18 jaar en daaroverheen, met welbevinden en betrokkenheid als bakens. Ondertussen toont het EGO zijn relevantie voor andere buitenschoolse contexten, zoals de speelpleinwerking, de werking van educatieve diensten in musea, het onderzoek naar de kwaliteit van het aanbod van muziek-ateliers, analyse van de ervaring van kinderen bij theaterproducties of kinderfilms. Met recente projecten in de ouderenzorg (de woon- en zorgcentra) treedt het EGO ook buiten de educatieve sector. Vandaag tekent zich het gebied van het bedrijfsleven af als een volgend actieterrein.